Anorexia Nervosa
Ooh wat hoorde ik het als kind vroeger graag
De liefde van de man gaat door de maag
Al vroeg speelde ik met potten en pannen
Ik wilde goed voorbereid zijn op de mannen
Ik zag mezelf al als prinses op de onbespoten erwt
Die langzamerhand door haar droomprins
Verpulverd werd tot snert
Snert… ja dat is toch wel het woord
Dat het beste bij mijn liefdesleven hoort
Want zie hoe ik hier alleen lig te dromen
Menig kookboek en standje
Van de oven dan
Heb ik doorgenomen
Oooooh wat hoorde ik het als kind vroeger graag
De liefde van de man gaat door de maag
Ooh was ik maar jouw frikadel
Eindelijk beging jij een crime passionel
Door je vlijmscherpe mes in mijn vlees te stoten
Nadat je mij met ketchup had bespoten
En het mooist? Het mooist van allemaal?
Je noemde me zelfs speciaal!
Terwijl ik me niet zou kunnen verweren
Zou je me tergend langzaam consumeren
Een hele dag droeg je mij met je mee
Totdat je mij zou doortrekken door de WC
Zou ik jaren later als bruin sneetje reïncarneren
Jij zou mijn lichaam met boter besmeren
Maar ach waarom zou ik mezelf nog langer kwellen?
Het is toch allemaal maar fantasie
La vie en rosa
De realiteit?
Jij hebt Anorexia Nervosa
Dit gedicht droeg ik voor het eerst voor, met de mierzoete muziek van Mantovani’s Greensleeves op de achtergrond, in Dolly’s Wonderland (Anthony Theater Amsterdam, november en december 1990).
In oktober 1999 liet ik het volgende fragment op ouwel drukken voor de Haarlemse manifestatie Tien op Tien:
Tien kunstenaars waaronder Jasper Krabbé, Serge Onnen en Luuk Wilmering werden door organisator George Moormann (uitgeverij De Zingende Zaag) gevraagd op een locatie in Haarlem op Zaagse wijze verband te leggen tussen een locatie, het eigen werk en een favoriet gedicht of fragment hieruit. Als uitgangspunt nam ik de volgende regels uit George Moormann’s gedicht ‘Valt mijn oog’, uit de bundel ‘Om zeep’, De Zingende Zaag XXXIII:
Eiwitten als welkomstgeschenk, Misschien voor de stoute jongens Die hun rijkbelegde boterhammen Weggooien voor ongezonde snacks
Bij aankoop van een frikadel kreeg het publiek mijn eetbare gedicht kado. Toen ik weken later de installatie in de Febo in Haarlem afbrak bleek wat voor een hart de eigenares van deze Febo voor haar zaak had. Het was ontroerend om te zien hoe, zij zeer subtiel, het voorvoegsel on-, in ongezonde snacks had afgeplakt. Dat was haar blijkbaar in het verkeerde keelgat geschoten. De volgende recensie en sfeerbeschrijving kon ze, wat wil je als je zo van je produkten houdt, ook niet echt waarderen:
“De Zingende Zaag eert de Febofrikadel” kopte Dirk-Jan Arensman in een kunstkritiek in het Parool. “De Febo aan de Grote Houtstraat ziet er op het eerste gezicht niet anders uit dan andere dagen. Men trekt kroketten en bamischijven uit de muur en aan een paar van de intens on-(afplakken!, DB)gezellige tafeltjes zetten eenzame zielen hun tanden in een grillburger.’
‘Buiten schijnt de zon, maar hier is het gewoon weer een druilerige middag. Pas als je op een van de tafeltjes kijkt valt je iets, laten we zeggen, aparts op. Op de foto van een displaytje staat een dragqueen in een fleurige tutu tegen de deurtjes van de automatiek geleund. Ze stopt uitdagend een bruine fallus in haar mond, en onder haar rode pumps kunnen we lezen waar ze reclame voor maakt: ‘Bij aankoop van een frikadel een eetbaar gedicht kado!’ En inderdaad als je de smerigste aller snacks hebt gekocht, krijg je een fragment uit het poëem van Dolly Bellefleur. Eet smakelijk en welkom op Tien op Tien, een literaire wandeling, georganiseerd door De Zingende Zaag…”
Tijdens mijn optreden in het Institut Néerlandais in Parijs trakteerde ik als la plus belle planche au pain, kortom stokbrood, het toegestroomde publiek wederom op mijn vette knipoog naar de icoon van de Hollandse keuken:
Si j étais ta frikadelle Tu m’assassinerais dans un crime passionel Me frappant sauvagement Avec ton grand couteau tranchant Et après que tu m’avais arrosé Avec de ketchup dans ma decolleté Tu m’appelais ta specialité