Bilderdijk Ballade

Aan de voet van de Westertoren
Daar heeft zijn wieg gestaan
Hier werd Willem geboren
In het hart van de Jordaan
Hij kon al heel jong praten
Sprak vloeiend Frans, Latijn
Las godsdienstige traktaten
Was geleerder dan Calvijn

Maar toen op zek’re morgen
Hij was een jaar of vijf
Begonnen zijn levenszorgen
Het gekwakkel met zijn lijf
Een buurjongen die trapte
Al op zijn linkervoet
Hij voelde dat er iets knapte
Neen dit voelde echt niet goed?

Met natbeschreide wangen
Lag hij met manke poot
Te smachten van verlangen
In ’t dorsten naar de dood
Hij dacht dikwijls verdikke
Het leven is een straf
Dan hoorde je hem snikken
Ik reikhals naar ’t graf

Hij wist niet waar hij ’t moest zoeken
Gekluisterd aan zijn bed
Dook hij maar in de boeken
Las den Heere en Hamlet
Daar lag hij in zijn eentje
Ons Prinsje op de erwt
Zo werd hij een buitenbeentje
En ook vreeslijk introvert

Hij ging rechten studeren
In Leiden Sleutelstad
Begon daar te gloriëren
Met wat hij gerijmeld had
De invloed van de Dichtkunst
Al op ons Staatsbestuur
Was de titel van dit schrijven
Hij werkte zich het apenzuur

Er volgden vele strofen
Driehonderdduizend wel
Gekweld door catastrofen
Bleef de taal zijn metgezel
Het gaat het verstand te boven
Niets werd de man bespaard
Het is niet te geloven
Hij was zo beklagenswaard

Wat moest hij veel trotseren
Het Lot heeft hem getard
Wou God hem mores leren?
Het brak bijna zijn hart
Veel kinderen crepeerden
Ze vonden jong de dood
De Ziekte der Geleerden
Schreef hij kwijnend in de goot

Zijn leven was één smartlap
Een ware martelgang
Maar onze Zwanenridder
Die zong zijn Zwanenzang
Hij kon het dichten niet laten
Zelfs het koken van een ei
Bracht hem in alle staten
In dienst van de Poëzij!

Hij leefde op brood en water
Aardappels en azijn
Toch werkte iets veel probater
Tegen honger en tegen pijn
Hij slikte opiaten
Zo kreeg hij vaak de geest
Hij tripte in hoge mate
Als je zijn verzen leest

Hij had heel wat te duchten
Zijn leven leek een hel
Hij moest zijn land ontvluchten
Zijn vrouw was niet passionel
Hij was al oud belegen
En viel toen als een blok
Voor een meisje van amper negen-tien
Zij hield van de oude bok

In zijn verduisterd leven
Werd zij de zon en maan
Geen woord had hij geschreven
Als zij niet had bestaan
Was hij weer in extase
Noteerde zij secuur
Zijn kreten en zijn frasen
Tot in het nacht’lijk uur

Hij eindigde in de sloppen
Van Haarlem Spaarnestad
Hij hield er van te schoppen
Tegen alles wat hij liefhad
Daar lag hij op zijn sterfbed
En sprak: Oh Magere Hein
Mijn leven lang lag ik te wachten
Kon U niet wat eerder zijn?

illustratie: Wilbert van der Steen

Zijn hele leven snakte dichter Willem Bilderdijk (1756-1831) naar de dood. Verder werd zijn leven gekenmerkt door ontzettend veel rampspoed. Kinderen stierven bij bosjes en hij werd gedwongen om in ballingschap te leven. Om maar enkele voorbeelden te noemen. Het bracht mij op het idee om de smartlap ‘De Bruid des Doods’, gezongen door de Zangeres Zonder Naam, te hertalen. Het werd speciaal geschreven t.g.v. de vierde Bilderdijklezing op 21 december 2012 in de Grote Kerk te Haarlem.