Blauwkousen

Er was eens een blauwmannetje
Een kaaps viooltje
Dat verzuimde zijn biologielessen
Oftewel hij blauwde zijn schooltje
Het liefst vloog hij op de rug
Van zijn levensgezel
Zijn blauwpaardje
Kortom een libel
Ins blaue hinein
Naar de zee en het strand
En waren ze daar bijna beland

Dan zei zijn Blaue Engel steeds
De duinen blauwen reeds
Ze doemen op, we naderen de kust
Ooh liefje geef je over aan de rust
Dit wonderlijke verschijnsel der natuur
Laten we oplossen in het Blauwe Uur

En terwijl de zeebries haar blauwe billen
Zachtjes deed gorgelen en trillen
Als een bitterkoekjespudding
Droeg zij een gedichtje voor van Budding:

Het water van de zee is altijd zout
Hoe men de suikerpot ook mag hanteren
Geagiteerd over het strand marcheren
Terwijl de wind de brandingkoppen krauwt
Een borstbeeld hakken uit scheepstimmerhout
Des nachts, in droom met meerminnen verkeren
Tarbot fileren of neptuin vereren

Het water van de zee
Is altijd zout
Daar helpt geen moederlief
Geen vaderstout
Geen bokken dokken knokken of gekscheren
Geen brein van boterkoek
Geen hart van goud

Gelukkig behoor jij niet tot de blauwkousen
Tot die boterletters die doen alsof ze belezen zijn
Jij bent echt een beauty met een brein
Jij bent de enige beauty with brains
Daar is toch iedereen het over eens?

‘Eén van je sterkste kanten is het spelen met taal. Je toont aan hoe plastisch en elastisch de Nederlandse taal kan zijn.’ schrijft auteur Marjolein Rotsteeg over mijn persoontje in Cherchez la femme, travestie als fenomeen, in 1996 uitgegeven door Vassalucci. Ik vind het nog steeds een van de mooiste complimenten die ik ooit heb gekregen. Bij alles wat ik doe is taal namelijk het uitgangspunt.
Wat was het dan ook een prachtige speling van het lot dat ik in 1994 kennismaakte met uitgever en dichter George Moormann. Naast bodylanguage is de liefde voor de Nederlandse taal voor onze relatie een belangrijk bindmiddel. Vanaf 1994 heeft hij mij regelmatig gevraagd om bijeenkomsten van zijn veel geroemde tijdschrift De Zingende Zaag te presenteren.
Trouw nooit met een dichter mijn dochter? Okay ik geef toe ik heb wel eens aan deze dichtregels van Annie MG Schmidt gedacht. Bijvoorbeeld toen ik van George voor de manifestatie Winterschrift in Groningen (1994) voor de soap Dolly in Dichtersland, in drie dagen tijd!, een tiental pagina’s van Rilke uit mijn hoofd moest leren. Of bij de presentatie van De Gelukkige Schrijn (De Zingende Zaag XXIII) in het Rietveldpaviljoen. Ongeveer een uur lag ik als ware ik Doornroosje opgebaard op een tafel in het glazen Rietveldpaviljoen. In een omgeving die blauw stond van de wierook voelde ik me steeds meer in hogere sferen geraken. Toen ik dan uiteindelijk, zoals de bedoeling was, werd wakker gekust door mijn droomprins George was ik zo blij dat ik mijn rol totaal vergat. Tot verbijstering van George maar vooral ook van een aantal chique dames uit Amstelveen begon ik hem hevig te tongzoenen. Hij had uiteindelijk meer make-up op zijn gezicht dan ik!

Inmiddels vele jaren en presentaties van De Zingende Zaag verder kan ik zeggen: trouw ooit met een dichter mijn dochter. Ik heb me daardoor namelijk kunnen ontwikkelen tot een beauty with brains. Met een knipoog natuurlijk. Getuige bovenstaande ode aan de Blauwkous. Hetgeen volgens de van Dale betekent: een vrouw die geleerd is of daarvoor door wil gaan en een zekere minachting voor huishoudelijke zaken toont. Helemaal mee eens, alhoewel? (Zie Soplied).