Een, twee, drie

Een, twee, drie
Is everybody happy?
Is everybody gelukkig?
Laat het horen zing maar la la la la
Ik hoor het al
Dat is niet het geval
’t Is weer een tranendal

Maar geloof me
Je leven wordt so ‘beautivol’
Vertrouw op therapeute Dol
Ik la la la la lag ook in de goot
Maar ik la la la la lach mezelf nu dood
Bellegeur en maneschijn
Laat dat ook jouw toekomst zijn
Een, twee, drie, vier, vijf
En klaar is Kees
Je leven wordt een beautycase

Een, twee, drie
Is everybody happy?
Is everybody gelukkig?
Laat het horen zing maar la la la la

La la la la la la lach
Welkom bij het D.I.A.G.G
Je la la lacht na één dag

Ja geloof me
Je leven wordt so beautivol
Als je maar vertrouwt op Dol
Het leven is te dol, de moeite waard
Ga toch met me mee in sneltreinvaart
La la lachend naar de top
Klim die la la ladder op
La la la la lach het leven toe
Sluit je aan bij de Happy Few

(Volgt een hysterische sessie lachtherapie met de zaal)

Wees niet la la langer la labiel
La la lachen heeft meer sex-appeal

La la la ladies be my guest
Wie ’t laatste la la lacht het best
La la la la lach het leven toe

Wees niet la la langer
Wees niet la la langer
Wees niet la la langer
Levensmoe

Mijn favoriete Songfestivalliedje Un, deux, trois van Catherine Ferry bewerkte ik voor Dolly’s Wedergeboorte (Rob van Reyn Theater, 1992) tot bovenstaand nummer. In die tijd mochten we gratis repeteren in de ruimte boven de Spijkerbar. Dit was het voormalige American Repertory Theater en werd nu gebruikt voor Safe Sex Parties. Het gebeurde dan ook regelmatig dat Rosa Sluyt-Spier, Shirley Tepel en ik tijdens het instuderen van onze choreografie uitgleden over een verdwaalde condoom.
Maar goed ik dwaal af. We mochten hier voor noppes repeteren omdat Raphael Brandow, een vroegere eigenaar van de Spijker en oprichter van ART, weer goed bevriend was met onze regisseur Ries Fess. Toen Raphael als gevolg van zijn ziekte AIDS niet meer in staat was om naar onze voorstelling te komen besloten we de voorstelling dan maar te verplaatsen naar het Prinsengracht Ziekenhuis waar hij werd verpleegd. Het merendeel van de patiënten op deze Aids-afdeling was er vreselijk aan toe. Het was een wirwar van slangen, buizen en zuurstofflessen. Ik zag een bekende uit het uitgaansleven. Toen een boom van een vent en nu veranderd in een kasplantje. Vertwijfeld keek ik Ries aan. Wat moet ik doen? Wat je iedere voorstelling doet antwoordde hij. Dus kwam ik op en zong:

Een, twee, drie
Is everybody happy?

Toen we, nog behoorlijk overmand door emoties, het ziekenhuis verlieten volgde de volgende anticlimax: Ries zijn fiets bleek gestolen. Veni, vidi, fietsie, foetsie! Kwaad om zoveel onrecht en voor de zoveelste keer bevestigd in mijn Weltschmerz, parkeerde ik mijn bagage bij een snackbar in de Kalverstraat, overhandigde het enorme boeket wat ik net had gekregen aan de eigenares Sil en ging de bloemetjes buiten zetten.

Hoewel ik in het verleden wel eens in therapie was geweest deed ik dat voor Dolly’s Wedergeboorte, waarin ik immers therapeute van het Dolly Instituut voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg zou spelen, nog eens dunnetjes over. Het was overigens geen overbodige luxe. Het geluk la la lachte me niet bepaald toe. In de productieperiode kwam ik op straat te staan. Werd verschillende malen mijn enige vervoermiddel, ook voor dekorstukken, namelijk mijn fiets gestolen, werd ik door een ‘vriend’ in elkaar geslagen en liep een relatie op de klippen. In het programmaboekje van Dolly’s Wedergeboorte stond niet voor niets:

“Met dank aan: GDH, Pauw-aannemers, V.S., vele fietsendieven en niet te vergeten Albertine voor hun tegenwerking. Dankzij jullie zat ik gelukkig nooit zonder adrenaline. Duizendmaal dank.”

Toen mijn therapeut op het moment, waarvan ik vond dat ik me eindelijk eens echt bloot gaf, me interrumpeerde met de woorden: “jij moet geen witte sokjes dragen” wist ik eigenlijk genoeg. Ik heb hem vanaf die tijd louter nog als studieobject voor mijn show gezien. Ik had niet meer het gevoel dat ik er ook persoonlijk nog iets van kon opsteken. Dr. Dolly werd uiteindelijk een kruising van Louise Hay en Jomanda.