Ta tête sur mes épaules
Quand tu m’appelais
Carmen de Bizet
Je trouvais le paradis sur terre
Dans mon coeur
Rien que bonheur
Je n’etais plus solitaire
Mais dans la nuit
Tu as fui
Je n’ai que ma rêverie
Notre pas de deux
Etait merveilleux
Tu m’aimais avec telle grande tendresse
Dans mon coeur
Rien que bonheur
J’etais ta petite princesse
Mais dans la nuit
Tu as fui
Je n’ai que ma rêverie
Refrain: Ta tête sur mes epaules
Tes mains caressent mes cheveux
C’est toi qui me controle
J’ ai besoin de cette folie à deux
Ta tête sur mes épaules
Tes mains caressent mes cheveux
C’est toi qui me controle
J’ ai besoin de cette folie a deux
Le bonheur
Est comme une fleur
On a toujours peur
Elle perd sa belle couleur
Et son odeur
Q’au moment
On la cueillit
Tout est fini
On n’a que la fantasie
Chaque nuit
Ce grand lit
Dit peut-être
Il retournera
Oh la la la
Il t’embrassera
Mais je sais
Les jeux sont faits
Je ne sentirai jamais
Refrain
Liefhebbers van het Nederlandstalige lied en tevens trotse bezitters van een LOI-diploma Frans hebben dit liedje natuurlijk meteen herkend. Het is mijn vertaling van Mijn hoofd weer op je schouders. Het liedje dat je in mijn acrobatische vertolking zou kunnen beschouwen als mijn Brandend Zand-Syndroom. Ik ben bang dat ik het tot in lengte van dagen, waarschijnlijk tot ik er dood bij neerval?, zal moeten vertolken. Gelukkig heb ik het in 2001 voor een optreden in het Institut Neerlandais in Parijs vertaald in het Frans. Anders had ik Mijn hoofd weer op je schouders in dit hysterisch overzicht links moeten laten liggen. Spelregel is immers dat ik alleen eigen of speciaal voor mij geschreven (lied)teksten mag opnemen in deze bloemlezing.
Heel wat ‘vrijwilligers’ heb ik de afgelopen vijftien jaar voor dit nummer mogen gebruiken als ‘klimrekje’. Van theatercriticus Rob Malasch, tv-presentator Jan-Peter Rens tot auteur Patrick Faas. Nietsvermoedend brengt deze laatst genoemde in 1998 een bezoekje aan een circusvoorstelling op de Nieuwmarkt waaraan die avond o.a. door Dusty en andere bewoners van de Zeedijk wordt meegewerkt. Als presentatrice van de Hartjesdagen ben ik ook gevraagd mijn acrobatieknummer Mijn hoofd weer op je schouder op te voeren. Vrijwillig slachtoffer, omdat hij zo lief uit zijn ogen kijkt, is Patrick Faas. Hij verwerkt zijn ervaringen in het korte reisverhaal Retourtje als volgt:
“Dan komt Dolly op, een travestiet die goed kan zingen. Ze heeft assistentie nodig. Dolly tuurt door de felle lichten heen naar het donkere publiek. Tenslotte wijst ze in onze richting. Mijn buurman bedoelt ze zeker. “Nee, die man met die witte broek.” Hel en verdoemenis, die broek zal mij noodlottig worden. Als dit maar niet de leeuwenact wordt… Dolly begint te zingen en gebaart dat ik mijn arm moet buigen. Ze gooit haar been erop. Het andere been gaat om mijn middel en zo klimt ze in mij, alsof ik een boom ben, maar het tegendeel is waar. Dolly is een boom, vele koppen groter dan ik. Haar gewicht is bijna niet te torsen. Terwijl Dolly vrolijk doorzingt en in allerlei houdingen rond mijn lichaam hangt, probeer ik haar een beetje rond te lopen, maar het zweet breekt mij uit. Misschien toch maar liever die leeuwen.
Dan gaat Dolly zo raar hangen dat we wel om moeten vallen. Ik klap met mijn knieën tegen de rand van de piste en laat de gepruikte schone half in het publiek donderen. Ik ervaar het zelf als een verschrikkelijke afgang, maar iedereen vindt het prachtig en Dolly zingt nog steeds.
Aan het einde van het lied neem ik, met een diepe buiging, mijn deel van het applaus in ontvangst en haast mij terug naar de veilige zitplaats. Daar merk ik dat mijn broek is gescheurd. En ook mijn knie daaronder. Het is een grote gapende wond vol zand en bloed.”