Wie Neerlands Letterkunde begeert

Tweehonderdvijftig jaar gelee
Was ’t hier een woestenij
Eén taal dat leek een waanidee
In onze maatschappij
Ons kikkerland was als los zand
Men sprak Frans, Fries, Latijn
Ook koeterwaals was zeer courant
Men stond niet op één lijn

Maar ’t Vaderland dat werd gered
Van cultureel verval
In Leiden werden wij ontzet
Door een piepjong elftal
De grote held van Lelyveld
Deed niets met de Franse slag
Weerstond Van Goens’ verbaal geweld
En de oranjevlag

Voordrachten, heel veel leuterpraat
Gedoe, haarkloverij
Maar op z’n tijd een referaat
Over de Poëzij
Is de poëet priester, profeet
In onze maatschappij?
Of ambachtsman die letters smeedt
Van hog’re sferen vrij?

Wie zette jarenlang de toon?
Zelfs in het schimmenrijk
Gezeten op zijn hemeltroon
Regeerde Bilderdijk
De Maatschappij beheerste hij
Van der Palm, Siegenbeek
Dreef hij tot wanhoop, razernij
Met menig zedenpreek

Genootschap, club, vereniging
Let wel geen sociëteit
Geen kring voor artistiekeling
Zo was het lange tijd
Het bolwerk van de geleerde man
Die ontleedt en bestudeert
Men hield zich jaren verre van
De schepper die creëert

’t Is vaderland maar moedertaal
Waarom o Maatschappij
Was u zo lang patriarchaal
Een mannenheerschappij?
Girlpower au, wat zeg ik nou?
Een leenwoord uit mijn mond?
Ik durf te zeggen zonder vrouw
Er geen van u bestond

Een dierbaar boekenmagazijn
Schonk onze Maatschappij
Aan ’t land van Cats, Hooft, Bloem, Calvijn
En rederijkerij
Met gulle hand werd ’t Vaderland
Geschoold, gecultiveerd
De koopmansgeest, boerenverstand
Werd zo geïnspireerd

‘Aftandse’ vrouw of oude bok *
Gekust door Mag’re Hein?
Doornroosje slapend als een blok
Wat zal de toekomst zijn?
Op springen staan als een vulkaan
In alle hevigheid?
Te oud om nog teloor te gaan?
Tot in den Eeuwigheid?

Ter gelegenheid van het tweehonderdvijftigjarig bestaan van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde* hertaalde ik Hendrik Tollens’ Wien Neerlands Bloed. Ik heb het lied op de feestelijke laureatendag van de Maatschappij op 17 september 2016 gezongen in het Groot Auditorium van het Academiegebouw in Leiden. De tekst werd ook gepubliceerd in het jubileumnummer van het Nieuw Letterkundig Magazijn.

* Bij de viering van het tweehonderdjarig bestaan van de Maatschappij in 1966 vroeg de archeoloog W.C. Braat zich af: ‘Is de Maatschappij een “aftandse oude vrouw” geworden?’. Ik vraag me af waarom hij dit mannenbolwerk geen oude bok noemde.